De allergrootste kans dat je je reis naar Thailand vroeg of laat in Bangkok eindigt.
Of begint natuurlijk. En dan kun je je trip maar beter goed starten. Of eindigen. Het liefst arriveer je per boot over de Chao Phraya-rivier. Bij aankomst speelt een jazzband op de achtergrond, iemand roept je naam nog voordat je zelf goed en wel weet waar je bent, en voilà—je bent bij het legendarische Mandarin Oriental, Bangkok.

Het is het oudste hotel van de stad, maar nog steeds een van de allerbeste. Het hotel huist in een wit Victoriaans gebouw met twee verdiepingen dat als een throwback tussen de moderne wolkenkrabbers staat. Binnen: butlers, kroonluchters en het gevoel dat je (heel even) tot de high society behoort. De butlerservice is uiteraard tiptop in orde, maar eerlijk? Je tuurt hier het liefst de hele dag uit het raam.

Streetfood in Bangkok is een must, maar dat sla je hier gerust een keer over voor het in-house restaurant Le Normandie by Alain Roux: kristallen kroonluchters, fluweelzachte stoelen en gerechten om door een ringetje te halen. Geen zin om op chique te gaan? Kies dan voor de iconische Bamboo Bar, waar ze precies weten hoe een negroni hoort te smaken.

Duur? Ja. De moeite waard? Absoluut.

Mandarin Oriental Bangkok

Jungle en privé-eilanden: het eiland Koh Samui heeft zo’n beetje alles.
Het barst van de bijzondere adressen en je hopt zó door naar Koh Phangan en Koh Tao. De kans is groot dat je op Samui blijft plakken. Zeker nu het eiland dient als decor voor White Lotus seizoen 3, is de hotelgame helemaal aan.

Garrya Tongsai Bay op Koh Samui is zo’n plek waar je wíl blijven plakken. Gelegen in een verborgen baai, met weet-ik-veel-hoeveel hectare aan tropisch groen, een eigen strand en villa’s waar je alleen maar uit komt voor een frisse duik of een curry met uitzicht op zee. Het hotel opende in 1985, toen de toenmalige hotelbaas Akorn Hoontrakul vanaf een bootje naar deze baai tuurde en meteen wist: dit is het. Hij kocht het land binnen een week, sliep drie maanden lang op het strand (ja, echt) en tekende zijn droomresort uit. In 1987 opende Tongsai Bay als het allereerste vijfsterrenresort van het eiland.

De eco-vriendelijke aanpak was er al ver vóórdat dat hip werd, en het resort is op een natuurlijke manier opgegaan in de omgeving. Je slaapt in suites met bathtubs with a view of in villa’s met je eigen plungepool en uitzicht op zee.

Garrya Tongsai Bay Samui

Wie plannen heeft om naar Thailand te reizen, heeft waarschijnlijk dit voor ogen. Het eiland Koh Lanta in het zuiden van Thailand is, anders dan bijvoorbeeld Phuket en Samui nog behoorlijk onontdekt maar even, zo mogelijk niet meer, paradijselijk. Slapen kun je er bij Pimalai Resort & Spa: op je terras bij een van de verschillende villa’s, al dan niet met privé poedel-pool, sip je van je Singa biertje, trek je nog een vers gevangen gamba van een prikker en kijk je uit over een idyllisch baaitje

Pimalai, Koh Lanta

Budgetproof en daardoor des te leuker. Je komt niet zomaar in Khao Sok, maar het is de omweg dubbel en dwars waard. Verscholen tussen de jungle, rivieren en kalksteenrotsen van het oudste regenwoud van Thailand ligt Our Jungle Resort.

De bungalows zijn eenvoudig maar knus: houten huisjes met rieten daken en hangmatten op het balkon. Geen luxe, maar respect voor de natuur: van bamboe details tot suikerriet-‘plastic’ en eigen met liefde geteelde groenten.

De keuken is een hoogtepunt an sich. In restaurant Farm komt veel van eigen bodem, de rest van boeren uit de buurt. Denk aan curry met zelfgeplukte pompoen of een salade met komkommer van het erf. Extra leuk: volg een kookles op de boerderij, ga bananen oogsten met de kinderen of trek de jungle in met een gids die alles weet over planten, dieren en eetbare bloemen.

Our Jungle Camp, Khao Sok