Het best van de Ierse countryside
Ierland is namelijk een behoorlijk uit de kluiten gewassen eiland. Zou je misschien niet zeggen, is wel zo. Met hele grote stukken niets. Prachtig niets, dat wel, maar geen adresjes om te beschrijven. Daarnaast hebben de Ieren het pub-leven zo ongeveer uitgevonden: op iedere hoek van de straat, van het kleinste gehucht tot in de grote stad staat er een felgekleurde kroeg te smeken of je binnenkomt voor een pint. Met onderstaand lijstje als resultaat; het beste van - het midden van - de Ierse countryside.
En het leukste van Dublin dan? Komt er ook nog aan. Stay tuned.
Na het landen op het vliegveld van Dublin mag je linea recta naar de autoverhuur. Hop, in de auto en door, een uurtje rijden richting het noorden, naar het Tankardstown House waar alles om the simple life draait – rustig aan doen en genieten van een haardvuurtje, een goed maal en de prachtige omgeving. The simple life, maar dan wel met een gouden randje: Tankardstown House is een plaatje! Zo’n droom van het klassieke landhuis-soort met een ellenlange oprijlaan, een aantal hectare prachtig onderhouden groen land, verschillende tuinen waar je komt door onder een overwoekerde poort te wandelen, waar schommels in de eeuwenoude bomen hangen, waar paarden grazen en dat verschillende bijgebouwen heeft waarvan de luiken in de mooiste kleur vergrijst groen zijn geschilderd. Waar de inrichting klassiek maar quirky is met dank aan de weergaloze print clashes van de dikke gordijnen met de wollige vloerkleden en de aaibare behangetjes overal. Waar overal, altijd, kaarsen branden (echte kaarsen) en waar het haardvuur brult.
O, en waar de badkamers niet anders te omschrijven zijn als koninklijk. Kijk maar. Als royalty voelden we ons ook toen we, baby diep in slaap en op de kamer, naar het restaurant van het hotel wandelden. Baby phone aan, date night aan. Een bijzonder gedenkwaardige date night ook want het Tankardstown House restaurant krijg niet voor niets prijs na prijs. Wij dronken er goddelijke wijn (de Chablis en een Malbec) en aten er serieus de lekkerste steak ever. I know, niet heel erg vegan van ons maar als je het doet, doe het dan goed en dat was hier het geval. Dat gezegd waren ook de groentegerechten opvallend goed – té lekkere sperziebonen (met heel veel boter ben ik bang), een soort tortilla van bloemkool en zelfs ons bakje salade was tot op het laatste blaadje leeg, iets dat zelden gebeurt kan ik je vertellen.
Boeken doe je via Irelands Blue Book. Meer over die Ierse hotelgroep lees je hier: Ireland’s Blue Book
Zelfs ons bakje salade was tot op het laatste blaadje leeg, iets dat zelden gebeurt kan ik je vertellen. Boeken doe je via Irelands Blue Book. Meer over die Ierse hotelgroep lees je hier: Ireland’s Blue Book
Mocht je nou toch de deur uit willen tijdens je verblijf in Tankardstown House dan zit je goed: de omgeving barst van de adressen vol geschiedenis en om de paar kilometer stuit je op weer een historisch kasteel. Een aanrader is de bistro in Slane Casle. Daar zit namelijk ook een distilleerderij en het kasteel zelf is zowel oud en prachtig, maar ook van nu: er worden tijdens de zomermaanden regelmatig festivals georganiseerd en de grootste artiesten hebben er op getreden. Het hoofdrestaurant is eigenlijk het meest aantrekkelijk, maar daar kun je alleen tijdens de avonduren terecht. In de bistro tafel je met prima burgers en taco’s.
Over lekker eten gesproken… Het was tijdens deze trip dat we weer eens humble as hell waren richting de eenvoudige pub want het is bij de plekken waar je het het minst verwacht dat je het lekkerst eet. Zeker aan deze kant van de Noordzee. Zo streken we in het kleine dorp Glasson in het midden van het eiland neer bij The Villager, een onopvallende pub die ons door een (good looking) local werd getipt. En we likten er onze borden leeg, zelfs baby Vito. We hadden verrukkelijk krabpoten in een romige knoflooksaus, een smeuïge burger (die eten we veel en deze was beter dan al de andere) en een goddelijke groene curry. Alles even eenvoudig eigenlijk, alles vol van smaak. ‘Helaas’ was de out door pizza joint van de plek nog niet open voor het seizoen maar het lijkt ons een genot om hier aan te mogen sluiten tijdens een mooie zomeravond.
De reden van onze aanwezigheid in Glasson was hotel de Wineport Lodge, ook onderdeel van Ireland’s Blue Book. Een laag gebouw met slaapkamers aan een prachtige plas in, dus, het midden van Ierland. Fijne kamers, lieve mensen en, de hoogtepunten: een toplocatie aan eerder genoemde plas (de natuur hier is echt schitterend: iedere bocht in de weg levert weer een nieuwe oeh en aah op) én hottubs waar je de hele dag door in mag duiken. Tip: hallo zonsondergang of -opkomt!
Boeken doe je hier Wineport Lodge
Mocht je al het groen nu even zat zijn (geen idee waarom) dan is het stadje Athone een leuke voor een middagje tussen de Ieren. Hier vind je onder andere het Athlone Castle Visitor Centre, een enorme logge burcht aan het water. Leuk, mocht je cultuur willen snuiven, maar wij vonden de gekleurde pubs aan de overkant van de straat eigenlijk stukken gezelliger – precies zoals je had verwacht dat een Iers stadje er uit zou zien.
Een goede biowijn dronken we bij Fine Wine & Food Co aan de hoofdstraat, maar wil je sophisticated en eigentijds tafelen in de buurt, dan mag je bij The Fatted Calf aanschuiven. Dat restaurant is niet heel moeilijk te vinden: het zit aan de zijkant van het overdekte winkelcentrum (waar ook een Zara en een Topshop zit, just saying). Uitwaaien/ sober worden kan daarna langs de grote rivier van het stadje.
Rijd je in één rechte lijn naar beneden, naar het zuiden dus, dan kom je bij Birr Castle, een zogenoemde hidden gem en een droom van een Iers kasteel. Lopen door de enorme tuinen, over bruggen en onder pergola’s door, maakt dat je je een beetje als een prinses uit lang vergeten tijden voelt. Mocht je eventueel aandacht vragend kind aan je benen hebben die je uit die droom hebt, dan heb je in dit geval geluk: er is een te gekke boomhut in kasteelvorm waar kleine apen hun energie helemaal kwijt kunnen.
Als je er toch bent, ga dan (ook) op afternoon tea visite bij het geweldige Ballyfin, niet voor niets verkozen tot een van de beste hotels (of het beste zelfs) van heel Ierland. We schreven er hier al over.
Al moet je voor thee natuurlijk eigenlijk in Engeland zijn. In Ierland drink je Whiskey en daarvoor mag je weer een stukje naar het noorden waar Tullamore D.E.W. Old Bonded Warehouse zit, een van de oudste whiskeymakers van het land.
Vanaf de oostkust van Ierland, vanaf Dublin, is het nog geen 2,5 uur rijden naar de westkust – geen enkele reden dus om die afstand niet af te leggen, zeker niet als je het doet met bovengenoemde tussenstops. Maar laat je eind station Galway zijn. De kleine kustplaats is namelijk het creatieve, arty en foodie epicentrum van het land (in elk geval van het midden van het eiland en buiten Dublin om natuurlijk). Galway is bohemian (love), het omringende landschap ruig (mooi) en er staat zelfs, midden in de Ierse wildernis een chocoladefabriek (cool).
Een van de beste adressen hier is zonder enige twijfel is het kleine pub-stijl restaurant Tartare. Een precies goed adres voor oesters, tartaar en bio-wijn. En brood en boter, corned beef en Cheddar-zuurdesem-sandwiches. En overlopende borden charcuterie. Het is het jongste restaurant van de rockster chef uit de omgeving: McMahon.
Ga met honger en blijf lang zodat je ook om het weekend heen nog een dag in Galway bent want je moet ook nog naar Ard Bia, het restaurant aan de waterkant achter de lipstick rode deur waarboven ‘Nimmo’s’ staat. Daar zit je goed. Qua locatie en omdat je er echt heel erg goed zit. In het weekend staat er steevast een rij en dat is niet voor niks. Je eet er een interessant (en verrukkelijk!) ontbijt: hasj (dat is een stoort dikke brinta-stamppot-eske-prut) van zoete aardappel met Gubbeen-kaas en chorizo en quinoa-cakes met boerenkool en Tahin-dressing. Het personeel is briljant en neemt echt de tijd voor je (vandaar misschien ook die rij). Ook perfect voor thee en taart.
Ga met honger en blijf lang zodat je ook om het weekend heen nog een dag in Galway bent
Slapen in de buurt kan bij het heerlijk klassieke Glenlo Abbey Hotel; ook op het platteland maar je staat zo in het centrum van het smakelijke stadje. Uiteraard te boeken via Irelands Blue Book. De groep heeft nog 3 andere hotels in de omgeving, die vind je hier. Rijd je een uur naar het zuiden, dan kom je in Nationaal Park Burren, het gebied waar de chefs van Galway het gros van hun ingredienten vandaan halen.
Restaurant Aniar is een van de redenen waarom Galway zo’n foodie bestemming is geworden. Het is het eerste Michelin-sterrenrestaurant van chef McMahon’s. Piepklein is het er; er kunnen maar 24 man terecht. Pak je mis, dan is er nog een sterrenzaak in de buurt: Loam. Leuk, maar wij haken nog liever aan bij het sympathieke Little Fox in het stadje Ennistymon, net buiten Galway gerund door een stel dat voorheen bij Ard Bia werkte. Hier seizoensgebonden lunches en brunches met verrukkelijk flatbread. Alles is lokaal, alles is heerlijk.
Aan de overkant van de straat zit The Cheese Press, ook een aanrader. En wil je een pub, ga dan naar Pot Duggan’s, een onlangs opgeknapte bar met een fris interieur en een sprookjesachtige biertuin aan de rivier. Hier huisgemaakte augurken, ham-hock-visterrine, stoofschotels en de beste chocolade-Guinness-cake.
Voor de beste koffie in de stad, ga je naar Coffeewerk + Press, een café slash ontwerpwinkel met maar liefst drie verdiepingen waar je behalve een espresso ook knappe spullen voor in huis scoort.
Ben je er op zaterdag, ga dan na je koffie door naar de zaterdagmarkt van Galway. Te veel lekkers voor naast je bakkie to go, zoals de befaamde Boychik-donuts. Ze kosten 80 cent en komen rechtstreeks uit de hete olie, bestrooid met suiker, kaneel of cacao. Er is ook wilde honing vanuit Burren (zie hierboven), empanadas en Vietnamese bánh mì. Maar echt, het draait allemaal om de donuts. Wil je echt het beste van het beste weten, boek dan een toertje met Galway Food Tours. Dan leer je meteen iets over Ierse kaas, ambachtelijk bier, whisky, chocolade, oesters, krab en meer.