Barts Best Of: Bonaire
We lost our hart on Bonaire... Het is echt zo. Ja, we zeggen hier op deze website eerder dat, als we ABC-virgins moeten adviseren, ons advies lichtjes uit gaat naar Curaçao. Dat komt door de veelzijdigheid van dat eiland waarmee Curaçao nét iets meer een allemansvriend is. Ja, we riepen 'we came as strangers and we left as friends', wanneer we het hebben over het Boardwalk Hotel op Aruba, en ook dat is waar. Maar het kleine, o zo sympathieke Bonaire? Dat is toch echt wel een tropische bubbel waar je met je eigen kleine clubje lievelingsmensen instapt (in die bubbel dus) zodra je het vliegtuig uitstapt. Klein maar fijn, en van de drie eilanden - sorry voor die andere twee - toch echt onze favoriet. Waarom? Omdat het er simpelweg heerlijk is en FOMO, noch haast, er bestaat. Hallo Bonaire, until we meet again!
Voila, Barts Best of Bonaire. Geniet (en zie hier onze Google Maps met al onze tips - handig wel hoor!)
Dit vonden wij stiekem – not so stiekem – de lekkerste plek om naar te ontsnappen: hotelresort Delfins. En nee, dan bedoelen we niet het vakantie-resort dat bestaat uit strakke witte vakantiehuisje en een paar zwembaden én een privéstrand (hoewel het daar ook heus fijn zal zijn), maar de welgeteld drie restaurants van het oord. En anders dan anders vonden we het bij alle drie even fijn. Uniek wel. Eerst het Bonaire based restaurant van horeca-iconen Jonnie en Thérèse Boer: Brass Boer, niet alleen voor mensen die in het hotel-resort verblijven. Gelukkig maar. Hier zak je neer en doe je je ten minste een middag, het liefst opgevolgd door een avond, te goed aan écht Hele Lekkere Happen en – what else – de niet voor niets befaamde rosé van Thérèse Boer. Vakantie. Ultiem. Alles. Die wijnen en – we durven het gewoon te beweren – de allerlekkerste dis van het hele eiland: de koude tonijnpizza, eet je bij het lage drempel restaurant Beach Bar Tropicana. Perfect met eerder genoemde rosé overigens. Daarover moet je vooral weten dat je hier op maandagavond aan moet (moet? ja moet) schuiven. Dan gaat namelijk het kampvuur aan en verzamelt het halve eiland (het Nederlandse deel dan he) zich op de zitzakken rond het vuur en wordt en uit volle borst meegezongen met (Nederlandse) hits. Live gezongen uiteraard. Leuk? Mega leuk. Tot slot het jonge Indonesische restaurant Senang, mocht je zin hebben in een uitgebreide rijsttafel.
Bonaire. Zon, zee en strand. Oh ja, en wind. Dat hoort nou eenmaal bij the island life en is eigenlijk hartstikke lekker. Minstens zo lekker is een verblijf bij Windhoek (what’s in a name) Resort Bonaire, een kleinschalig boutique resort waar je gegarandeerd kunt uitwaaien. En uitzonen. En uitrusten, dat ook. Windhoek heeft haar looks en charme niet alleen te danken aan het feit dat ze op een heerlijk eiland ligt. Het resort is namelijk ontworpen door architect Piet Boon, die een onmiskenbare ongedwongen Bali meets Bonaire sfeer wist te creëren. Langs het grote zwembad staat een palapa. Lekker woord, lekker plekje.
Lees meer over Windhoek Bonaire
Van oudsher (of nouja, niet heel oud maar je begrijpt wat ik bedoel) de populairste strandtent op Bonaire is Jibe City. En daar is het ook heel gezellig, kleurrijk en een heerlijk surfersoord. Maar het moet gezegd: je zit tegenwoordig eigenlijk nét wat lekkerder, en je eet ook nét wat lekkerder een deurtje verder, bij Sebastians Beach (zie hieronder). We vallen Jibe niet af hoor! Ben je mal. Nog steeds erg leuk en relaxed en de plek waar je hangen wil als je jong bent en surfers skills hebt. Plus: een aanrader mocht je de (op Bonaire sowieso goed vertegenwoordigde) Nederlandse gezelligheid op willen zoeken. Bonairians zul je hier echter niet zo snel aantreffen. Nee, die gaan naar de overkant van Lac Baai (kijk maar even op een plattegrond, dan is deze opmerking wat duidelijker). Bij Jibe City neem je surfles, ook voor dummies, en bij de Hangout Bar lig je met gemak de hele dag…
Zoals gezegd schuif je tegenwoordig een deurtje verder aan bij het jonge Sebastians Beach. Does ring a bell? Kan kloppen: restaurant Sebastians is al heel wat jaren een populair, en erg goed, restaurant aan de rand van Kralendijk (de hoofdstad van het eiland). En wat doe je als je een populair restaurant op een klein eiland als Bonaire bent? Juist, dan zorg je dat je ook een locatie aan het strand opent. De pizza’s van Sebastians Beach zijn dun, heerlijk en niet voor niets befaamd. Hetzelfde geldt voor het strand pal voor de ‘deur’: dun (of smal/ klein), hoe je het noemen wilt), heerlijk en befaamd vanwege het warme, heldere blauwe water.
Wanneer je naar Jibe en Sebastians Beach rijdt, kun je het bord aan de kant van de weg met FOODIES DIE KANT OP eigenlijk niet missen. Is een goed idee hoor, naar Foodies gaan. Het restaurant in een koloniaal pand, naast een paar woonhuizen (grappig (uit)hoekje wel hier) is een topper voor een nu-even-geen-strand-lunch. Je eet er fantastisch en mocht je even willen werken, dan is de WiFi snel en zijn de obers even gastvrij.
Rij nog een keer richting Sorobon maar ga naar de ‘overkant’. Daar heet het Lac Cai, de andere kant van Lac Baai zeg maar. Ga bij voorkeur op een zondag, want dan komen er veel Bonairianen, en is het enige restaurant hier open. Heerlijk lokaal eten, een aantal mannetjes dat muziek maakt en de sfeer is o zo fijn. De zee is er warm, ondiep en dus fijn voor kids. Met een beetje geluk zie je ook de vissers aan het werk! Feest. O! En er is een grote kant dat je onderweg zie je ook de flamingos spot!
Het is er niet zo gierend druk en je ziet er nog een beetje het oude Bonaire. De heerlijkheid.
Wat je ook doet, plan een middag in voor Klein Bonaire. Vanaf verschillende punten in Kralendijk vaart een shuttle service naar het verlaten eiland op zo’n 800 meter voor de kust van Bonaire. Je bent er zo. Aanmeren doet je lift aan No Name Beach, het mooiste strand dat we ooit gezien hebben. Het zand witter dan wit, het water blauwer dan blauw én kraakhelder. Unspoiled, dat is Klein Bonaire, en dat zul je weten ook: buiten twee eenvoudige houten overkappingen is er echt he-le-maal niks. Geen plekje waar je water kunt kopen, geen beschutting, niks.
Houd er dus rekening mee dat je genoeg water, zonnebrand en eventueel een parasol meeneemt. Kan je voltallige crew zwemmen, pak dan ook de snorkels in en vraag de schipper om je een paar meter voor de kust van het eiland te droppen zodat je er al snorkelend naartoe kunt. Heus: mooier wordt het niet en je treft er hooguit een mannetje of tien dat hetzelfde lumineuze idee had die dag.
Een strandtent uit de boekjes – zoals het heurt en zoals we ze maar wat graag zien, dat is Ocean Oasis. Hier niets dan houten vlonders, dakken van takken, 50 tinten zand en good food wat de klok slaat. Nogmaals: what’s not to like? Maar serieus, moeten we een plek kiezen om de hele dag rond te hangen, dan is dit onze op één na beste keus (de beste keus staat hieronder maar dat doe je niet elke dag). Het eten namelijk is écht heel goed, de porties zijn mollig en de service van hetzelfde. Goed dus, niet mollig, die bediening.
En dit is onze eerste keus want vanaf het moment dat we het terrein van Harbour Village Bonaire op reden waren we verknocht. Het hotel resort is namelijk alles waar we van houden: kleinschalig met beeldige kamers (lees: suites waar we fulltime zouden kunnen wonen) OP het strand (slaapkamerdeur opengooien, twee stappen zetten en hop: strandzand onder je voeten), met een bijzonder goed restaurant (in een oude boot, de romantiek), meer dan vriendelijke service en alles overal perfect onderhouden. Het hotel bestaat al ruim dertig jaar en waar de meeste hotels van die leeftijd tot de categorie ‘vergane glorie’ behoren, heeft Harbour Village Bonaire datgene dat maar moeilijk in woorden samen te vatten is. Het je ne sais quoi van de Caribbean.
Het hotel is charmant en heeft een stijl die van alle tijden is, aangevuld met details zoals frisse blauw-witte kussens die de suites verrassend actueel maken. Hetzelfde geldt voor de stevige rotan meubels en de kleurrijke kunst: precies goed en oh zo ‘2019’. ‘s Ochtends eet je een goed ontbijt in het restaurant: pannenkoeken, vers fruit en een puike eggs benedict onder andere. Daarna hoef je niets anders dan je tussen je suite, een hangmat, de zee en nog een keer het restaurant te begeven.
Of je moet een plons in het zwembad willen nemen, een privé-tocht met een van de hotelboten willen maken (het hotel heet niet voor niets ‘Harbour’ Village) of – uiteraard – willen duiken of snorkelen. Voor dat laatste heeft het hotel een shop waar je alles eenvoudig regelt. Het strand voor de deur is overigens een privéstrand, fijner wordt het niet. Privé en dus voor gasten maaarrrr je kunt een dagpas kopen! En dan hang je hier dus next level opperbest. De hele dag. Lunchen en dineren in het restaurant kan ook als je geen gast bent overigens. Reserveren is dan uiteraard wel een must; de vriendelijke poortwachter hanteert de gastenlijst streng doch rechtvaardig.
Bonaire kent meer dan genoeg heerlijke restaurants, maar het lekkerste aten we misschien nog wel bij een doodnormale foodtruck. De Kite City Foodtruck wordt gerund door twee, je raadt het nooit, fanatieke kitesurfers. De twee hadden een eenvoudige droom: kitesurfen en koken, koken en kitesurfen, dag in dag uit. En wat je kunt dromen, kun je naleven. Met de kanttekening dat de plek waar de foodtruck tegenwoordig staat niet de gedroomde plek van de twee is. Ze begonnen aan de andere kant van Bonaire maar mochten daar niet langer staan. Geeft niks: vrijwel tegenover het kleine vliegveld gaan de zaken stiekem nog beter. De spicy tonijnburger is een van de lekkerste dingen die ik ooit gegeten heb (vast ook vanwege de omgeving maar dat terzijde). Overigens vind je het strand van de locals niet bij de bekende, populaire strandtenten maar op een paar meter afstand van de Kite City Foodtruck. Volg de muziek.
‘Na de rotonde’ (wacht maar tot je twee dagen op Bonaire bent, dan snap je deze uitspraak meteen. Sterker nog: dan maak je ‘m zelf) vind je een klein onopvallend clubje aan in the know adressen: je moet er even voor het terrein oprijden en dat doe je niet zo snel als je niet weet waar je naar op zoek bent. Bij deze dus: wel doen. Blennies Restaurant en Ingridiënts horen bij elkaar en buurten op hetzelfde terrein. Bij de tweede, Ingridiënts, tafel je heel erg goed en zit je fantastisch als aan het eind van de dag de zon ondergaat. Aanrader, al vinden we Blennies misschien nog net wat leuker: de strandtent zonder strand: je kunt er niet niet in de zee zwemmen, wél in het zwembad. Dat is leuk want dat zwembad grenst aan de bar en dus is het dobberen en borrelen tegelijk. Mag gewoon he! Het zwembad is niet alleen bedoeld voor hotelgasten. Er zijn ligbedden en een prima restaurant. Oke, het eten van Ingridiënts is wellicht net wat beter maar Blennies is helemaal prima. Een deurtje, of eigenlijk: poortje verder, is Rum Runners een bar een beetje in dezelfde sfeer van Blennies.
Met alle respect voor Brass Boer hoor, maar hét je van het restaurant van Bonaire is zonder twijfel Restaurant CHEFS, onderdeel van het (adults only) Bamboo Boutique Hotel. Om er te komen, moet je het hotel in en dat is leuk want zo vang je meteen een glimp op van hoe heerlijk het hier is, maar daar komen we later nog even op terug. Het gaat hier immers over Restaurant CHEFS, het enige restaurant op Bonaire waar we wéken (dat geldt het hele jaar door) van tevoren moet reserveren. Dat is tweeledig: aan de ene kant is het er gewoon echt steengoed (weten we, want we sliepen bij Bamboo en voor hotelgasten proberen ze altijd een plekje te creeeren, een goede reden om een kinderloos weekje Bonaire te plannen…) en aan de andere kant zijn er maar een handjevol couverts. Heb je een hot ticket, dan zit je steevast aan de chefs table – dat is namelijk meteen het hele restaurant. Aan de hoge bar zit je op comfortabele krukken de chefs op hun vingers te kijken en eet je het vaste menu dat zij voor die dag verzonnen hebben. Een gang of zes puur genot.
Vraag je een tiental mensen om de beste tip op Bonaire, dan noemt zeker de helft Stadscafé Het Consulaat. Snappen we wel; je zit er, zeker in de smalle patio, ontzettend leuk en we kunnen ons helemaal voorstellen dat het stadscafé jarenlang een unieke plek was waar het als vanzelf ging. Een succesverhaal. Maar tsja. Je bent zo goed als je laatste wedstrijd zeggen ze, niet waar? Zelf hadden we er een nogal teleurstellende avond. Het eten was met de beste wil van de wereld niet goed te noemen, al was het vooral de nukkige service die ons niet op een leuke avond trakteerde. Nu zouden we dat normaal niet zo hard opgeschreven hebben (iedereen kan immers een keer een slechte avond hebben), ware het niet dat we na wat rondvragen heel (maar echt heel) vaak dezelfde verhalen hoorden. Je zit er zeker leuk maar wellicht een goed moment voor de coach van Het Consulaat om zijn team weer even terug te fluiten?
Voor het ultieme alleen op de wereld gevoel mag je gerust een hele dag uittrekken: op naar het nationale park van Bonaire dat het hele noordelijke deel van het eiland beslaat. Dat is, vanaf Kralendijk, maar liefst drie kwartier rijden, wat een behoorlijk eind is wanneer je bedenkt dat je verder nooit langer dan een kwartier in de auto zit om van A naar B te komen (nog een reden waarom Bonaire zo relaxed is). Bij de toegangspoort van het Washington Slagbaai National Park betaal je 45 dollar entree per persoon. Lijkt veel maar met deze bijdrage kan de overheid het park zo prachtig houden als het is.
En, zoals gezegd: trek er de hele dag voor uit. Gooi een barbecue en volop eten en drinken achter in je auto en zorg dat je aan het eind van de dag alles weer netjes met je meeneemt. Vanaf de poort kun je kiezen voor de lange of de korte route. Je krijgt er ook een plattegrond waarop je precies kunt zien waar je flamingo’s kunt spotten (!), wat de rijpaden zijn en waar Slagbaai is: een prachtige baai en de perfecte plek om je barbecue neer te zetten. Plonsje, hapje, drankje, plonsje. Perfectie. Wel zorgen dat je voor het donker weer weg bent.
beeld via Bonaire.nu
Op de plattegrond hebben we ze allemaal een plekje gegeven, en hier benoemen we een paar highlights van Kralendijk, de hoofdstad van Bonaire.
It Rains Fishes – een klassieker op het eiland en we vinden het er iedere keer onverminderd leuk (en lekker).
Karels Beach Bar – ook een klassieker: de bar op het water is ook echt niet te missen. Tikkie commercieel maar ach, er niet een avond een drankje drinken is eigenlijk geen optie.
Mona Lisa Bar & Restaurant – van alle restaurants in Kralendijk is dit onze favoriet. Knus, pretentieloos, leuk, lekker.
La Cantina – verrassing! In een zijstraatje zit deze streetfood style zaak en dat is een hele leuke welkome afwisseling.
Cuba Compagnie – net als het Consulaat steevast genoemd bij de tipgevers. Vinden we het er leuk? Ja. Aten er er fantastisch? Mwah. Is dat erg? Nee. Gaan we weer? Ja.
Capriccio – voor je pasta cravings.
At Sea Restaurant Bonaire – Hoeveel avonden heb je? Zijn het er genoeg om onze favoriete af te strepen? Dan doe deze er daarna zeker ook nog bij.
Sebastian’s Restaurant Bonaire – Of deze… Al zijn we lately nog meer te porren voor zijn jongere broertje aan zee.